parelden
- pa·rel·den
vervoeging van |
---|
parelen |
parelden
- meervoud verleden tijd van parelen
- Wij parelden.
- Jullie parelden.
- Zij parelden.
- Wij parelden.
- Het woord parelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
parelen |
parelden