• pa·ral·lel·li·seert
vervoeging van
parallelliseren

parallelliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parallelliseren
    • Jij parallelliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parallelliseren
    • Hij parallelliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van parallelliseren
    • Parallelliseert!