parallelliseer
- pa·ral·lel·li·seer
vervoeging van |
---|
parallelliseren |
parallelliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parallelliseren
- Ik parallelliseer.
- gebiedende wijs van parallelliseren
- Parallelliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parallelliseren
- Parallelliseer je?
- Het woord parallelliseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.