panikeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: panikeerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pa·ni·keer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
panikeren |
panikeerden
- meervoud verleden tijd van panikeren
- Wij panikeerden.
- Jullie panikeerden.
- Zij panikeerden.
- Wij panikeerden.
Gangbaarheid
- Het woord panikeerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.