panikeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·ni·keer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
panikeren |
panikeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panikeren
- Ik panikeer.
- gebiedende wijs van panikeren
- Panikeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panikeren
- Panikeer je?
Gangbaarheid
- Het woord panikeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.