panacheerde
- Geluid: panacheerde (hulp, bestand)
- pa·na·cheer·de
vervoeging van |
---|
panacheren |
panacheerde
- enkelvoud verleden tijd van panacheren
- Ik panacheerde.
- Jij panacheerde.
- Hij, zij, het panacheerde.
- Ik panacheerde.
- Het woord panacheerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.