• paar·de·vijg

paardevijg

  1. verouderde spelling of vorm van paardenvijg tot 2006
     Met een papiertje had hij een paardevijg opgepakt. Lotje was verrukt geweest van spanning en had kermend van genoegen gezegd: ‘Niet doen, Kees, àlles wat je d'r mee raakt, wordt víés!’ alsof dat een nieuwtje moest zijn voor ondeugende Kees.[1]
  1.   Weblink bron
    Olaf J. de Landell
    “In het hol van de tamme leeuw.”, 4e druk (1977), De Boekerij, Baarn, ISBN 90 225 0542 1, p. 89 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren