overwinterde
- over·win·ter·de
vervoeging van |
---|
overwinteren |
overwinterde
- enkelvoud verleden tijd van overwinteren
- Ik overwinterde.
- Jij overwinterde.
- Hij, zij, het overwinterde.
- Ik overwinterde.
- verbogen vorm van overwinterd, voltooid deelwoord van overwinteren
- Het woord overwinterde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.