overwin
- over·win
vervoeging van |
---|
overwinnen |
overwin
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overwinnen
- Ik overwin.
- gebiedende wijs van overwinnen
- Overwin!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overwinnen
- Overwin je?
- [1] win over
vervoeging van |
---|
overwinnen |
overwin
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overwinnen
- ... dat ik overwin.
- Het woord overwin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.