overveeg
- over·veeg
vervoeging van |
---|
overvegen |
overveeg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvegen
- ... dat ik overveeg.
- Hoe vaker ik de kamer overveeg, hoe meer het zand en stof tussen de kieren me gaat ergeren.
- Het woord 'overveeg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.