overtuig
- over·tuig
vervoeging van |
---|
overtuigen |
overtuig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtuigen
- Ik overtuig.
- gebiedende wijs van overtuigen
- Overtuig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtuigen
- Overtuig je?
- [1] tuig over
vervoeging van |
---|
overtuigen |
overtuig
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtuigen
- ... dat ik overtuig.
- Het woord overtuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.