• over·tuig
vervoeging van
overtuigen

overtuig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtuigen
    • Ik overtuig. 
  2. gebiedende wijs van overtuigen
    • Overtuig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtuigen
    • Overtuig je? 
vervoeging van
overtuigen

overtuig

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtuigen
    • ... dat ik overtuig.