• over·treedt
vervoeging van
overtreden

overtreedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
    • Jij overtreedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
    • Hij overtreedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overtreden
    • Overtreedt! 
vervoeging van
overtreden

overtreedt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
    • ... dat jij overtreedt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
    • ... dat hij overtreedt.