overtreed
- over·treed
vervoeging van |
---|
overtreden |
overtreed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
- Ik overtreed.
- gebiedende wijs van overtreden
- Overtreed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
- Overtreed je?
- [1] treed over
vervoeging van |
---|
overtreden |
overtreed
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreden
- ... dat ik overtreed.