• over·stroom·den
vervoeging van
overstromen

overstroomden

  1. meervoud verleden tijd van overstromen
    • Wij overstroomden. 
    • Jullie overstroomden. 
    • Zij overstroomden. 
vervoeging van
overstromen

overstroomden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overstromen
    • ...dat wij overstroomden. 
    • ...dat jullie overstroomden. 
    • ...dat zij overstroomden.