Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·spoel·de

Werkwoord

vervoeging van
overspoelen

overspoelde

  1. enkelvoud verleden tijd van overspoelen
    • Ik overspoelde. 
    • Jij overspoelde. 
    • Hij, zij, het overspoelde. 
  2. verbogen vorm van overspoeld, voltooid deelwoord van overspoelen

Bijvoeglijk naamwoord

overspoelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van overspoeld