Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·spoe·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

overspoelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overspoelen
overspoelde
overspoeld
zwak -d volledig
  1. iets met te veel vullen
    • Het heeft weinig zin om de markt te overspoelen met potentiële bestsellers, vindt Swart. „Een jaar heeft altijd een aantal bestsellers, dat worden er op deze manier niet ineens dertig meer. De feitelijke marktomvang verandert namelijk niet zo veel.”[2] 
    • En dan is er nog de kwestie van niet-Opec-lid Rusland. Als dat land niet meedoet en de wereld blijft overspoelen met goedkope olie, heeft de productiebeperking van de Opec ook weinig zin. Saoedi-Arabië doet daarom zijn uiterste best de Russen aan boord te krijgen. Maar die spelen hun eigen spel. Met ruim 11 miljoen vaten per dag produceren zij nu meer dan ooit sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.[3]  
  2. bedekken met een vloeistof
    • Maar zelfs degenen die klimaat als toetssteen voor de toekomst beschouwen, hebben moeite om zich die toekomst voor te stellen. Is de +2-gradenwereld er straks écht een waarin mensen bij bosjes sterven zodra zij zich in de Golfstaten op straat begeven, waar verwoestende golven de delta’s van Azië overspoelen, wekelijkse hurricanes de VS teisteren en Nederland slechts overleeft achter extra hoge dijken zonder dat we ooit meer buiten schaatsen? Het lijkt zo ver en zo onwaarschijnlijk, een rampenfilm, maar daarin is er altijd een held die de baan van de aarde aanpast of een nieuwe drijvende samenleving sticht. [4] 
  3. een band of draad van de ene naar de andere haspel brengen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hanneke Chin-A-Fo Toef Jaeger 23 maart 2017
  3. NRC Renée Postma 27 oktober 2016
  4. NRC Louise O. Fresco 4 november 2015
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be