• over·schil·der·de
vervoeging van
overschilderen

overschilderde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overschilderen
    • ... dat ik overschilderde. 
    • ... dat jij overschilderde. 
    • ... dat hij, zij, het overschilderde. 
  2. verbogen vorm van overschilderd, voltooid deelwoord van overschilderen
vervoeging van
overschilderen

overschilderde

  1. enkelvoud verleden tijd van overschilderen
    • Ik overschilderde. 
    • Jij overschilderde. 
    • Hij, zij, het overschilderde.