overprikkel
- Geluid: overprikkel (hulp, bestand)
- over·prik·kel
vervoeging van |
---|
overprikkelen |
overprikkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overprikkelen
- Ik overprikkel.
- gebiedende wijs van overprikkelen
- Overprikkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overprikkelen
- Overprikkel je?
- Het woord overprikkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.