• over·le·vert
vervoeging van
overleveren

overlevert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleveren
    • ... dat jij overlevert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleveren
    • ... dat hij overlevert. 


  • o·ver·le·vert
  • Noorse werkwoordsvorm met het voorvoegsel over-
Naar frequentie 24014

overlevert

  1. voltooid deelwoord van overlevere


  • o·ver·le·vert
  • Nynorske werkwoordsvorm met het voorvoegsel over-

overlevert

  1. voltooid deelwoord van overlevere