• over·legt
vervoeging van
overleggen

overlegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • Jij overlegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • Hij overlegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overleggen
    • Overlegt! 
vervoeging van
overleggen

overlegt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • ... dat jij overlegt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • ... dat hij overlegt.