Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·kocht

Werkwoord

vervoeging van
overkopen

overkocht

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overkopen
    • ... dat ik overkocht. 
    • ... dat jij overkocht. 
    • ... dat hij, zij, het overkocht. 

Gangbaarheid