Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·joeg

Werkwoord

vervoeging van
overjagen

overjoeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overjagen
    • ... dat ik overjoeg. 
    • ... dat jij overjoeg. 
    • ... dat hij, zij, het overjoeg. 
vervoeging van
overjagen

overjoeg

  1. enkelvoud verleden tijd van overjagen
    • Ik overjoeg. 
    • Jij overjoeg. 
    • Hij, zij, het overjoeg. 

Gangbaarheid