overjoeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·joeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overjagen |
overjoeg
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overjagen
- ... dat ik overjoeg.
- ... dat jij overjoeg.
- ... dat hij, zij, het overjoeg.
- ... dat ik overjoeg.
vervoeging van |
---|
overjagen |
overjoeg
- enkelvoud verleden tijd van overjagen
- Ik overjoeg.
- Jij overjoeg.
- Hij, zij, het overjoeg.
- Ik overjoeg.
Gangbaarheid
- Het woord overjoeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.