Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·ijlt

Werkwoord

vervoeging van
overijlen

overijlt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overijlen
    • Jij overijlt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overijlen
    • Hij overijlt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overijlen
    • Overijlt! 

Gangbaarheid