Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hoop·steekt

Werkwoord

vervoeging van
overhoopsteken

overhoopsteekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoopsteken
    • ... dat jij overhoopsteekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoopsteken
    • ... dat hij overhoopsteekt.