• over·giet
vervoeging van
overgieten

overgiet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van overgieten
  2. gebiedende wijs van overgieten
vervoeging van
overgieten

overgiet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overgieten
    • ... dat ik overgiet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overgieten
    • ... dat jij overgiet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overgieten
    • ... dat hij overgiet.