• over·erf·den
vervoeging van
overerven

overerfden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overerven
    • ...dat wij overerfden. 
    • ...dat jullie overerfden. 
    • ...dat zij overerfden. 
vervoeging van
overerven

overerfden

  1. meervoud verleden tijd van overerven
    • Wij overerfden. 
    • Jullie overerfden. 
    • Zij overerfden.