• over·erf·de
vervoeging van
overerven

overerfde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overerven
    • ... dat ik overerfde. 
    • ... dat jij overerfde. 
    • ... dat hij, zij, het overerfde. 
  2. verbogen vorm van overerfd, voltooid deelwoord van overerven
vervoeging van
overerven

overerfde

  1. enkelvoud verleden tijd van overerven
    • Ik overerfde. 
    • Jij overerfde. 
    • Hij, zij, het overerfde.