• oreert
vervoeging van
oreren

oreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oreren
    • Jij oreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oreren
    • Hij oreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oreren
    • Oreert!