• op·vijst
vervoeging van
opvijzen

opvijst

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen
    • ... dat jij opvijst. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen
    • ... dat hij opvijst.