Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·sta

Werkwoord

vervoeging van
opstaan

opsta

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstaan
    • ... dat ik opsta. 

Werkwoord

vervoeging van
opstaan

opsta

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van opstaan
    • ... dat men opsta.