opsprongen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opsprongen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- op·spron·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opspringen |
opsprongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opspringen
- ...dat wij opsprongen.
- ...dat jullie opsprongen.
- ...dat zij opsprongen.
- ...dat wij opsprongen.