opsperde
- op·sper·de
vervoeging van |
---|
opsperren |
opsperde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opsperren
- ... dat ik opsperde.
- ... dat jij opsperde.
- ... dat hij, zij, het opsperde.
- ... dat ik opsperde.
- Het woord 'opsperde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.