oplas
- op·las
vervoeging van |
---|
oplezen |
oplas
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oplezen
- ... dat ik oplas.
- ... dat jij oplas.
- ... dat hij, zij, het oplas.
- ... dat ik oplas.
- Het woord oplas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.