Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·knip·te

Werkwoord

vervoeging van
opknippen

opknipte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opknippen
    • ... dat ik opknipte. 
    • ... dat jij opknipte. 
    • ... dat hij, zij, het opknipte. 

Gangbaarheid