Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·knipt

Werkwoord

vervoeging van
opknippen

opknipt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opknippen
    • ... dat jij opknipt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opknippen
    • ... dat hij opknipt. 

Gangbaarheid