opendeed
- open·deed
vervoeging van |
---|
opendoen |
opendeed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opendoen
- ... dat ik opendeed.
- ... dat jij opendeed.
- ... dat hij, zij, het opendeed.
- ... dat ik opendeed.
- ▸ Ik vond dat ze eruitzag als een filmster toen ze de deur opendeed en meteen haar armen om me heen sloeg en me begon te kussen voordat ze zelfs maar hoi of welkom had gezegd.[1]
- Het woord opendeed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767