opeenstapelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·een·sta·pelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opeenstapelen |
opeenstapelt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeenstapelen
- ... dat jij opeenstapelt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeenstapelen
- ... dat hij opeenstapelt.