Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·dek·ten

Werkwoord

vervoeging van
opdekken

opdekten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opdekken
    • ...dat wij opdekten. 
    • ...dat jullie opdekten. 
    • ...dat zij opdekten. 

Gangbaarheid