Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·bouwt

Werkwoord

vervoeging van
opbouwen

opbouwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbouwen
    • ... dat jij opbouwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbouwen
    • ... dat hij opbouwt.