oorloogde
- oor·loog·de
vervoeging van |
---|
oorlogen |
oorloogde
- enkelvoud verleden tijd van oorlogen
- Ik oorloogde.
- Jij oorloogde.
- Hij, zij, het oorloogde.
- Ik oorloogde.
- Het woord oorloogde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.