Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·zeil

Werkwoord

vervoeging van
ontzeilen

ontzeil

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzeilen
    • Ik ontzeil. 
  2. gebiedende wijs van ontzeilen
    • Ontzeil! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzeilen
    • Ontzeil je? 

Gangbaarheid