Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·was

Werkwoord

vervoeging van
ontwassen

ontwas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwassen
    • Ik ontwas. 
  2. gebiedende wijs van ontwassen
    • Ontwas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwassen
    • Ontwas je? 

Gangbaarheid