Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vaart

Werkwoord

vervoeging van
ontvaren

ontvaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvaren
    • Jij ontvaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvaren
    • Hij ontvaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvaren
    • Ontvaart! 

Gangbaarheid