Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·snap·te

Werkwoord

vervoeging van
ontsnappen

ontsnapte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontsnappen
    • Ik ontsnapte. 
    • Jij ontsnapte. 
    • Hij, zij, het ontsnapte. 
  2. verbogen vorm van ontsnapt, voltooid deelwoord van ontsnappen