• ont·slip·te
vervoeging van
ontslippen

ontslipte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontslippen
    • Ik ontslipte. 
    • Jij ontslipte. 
    • Hij, zij, het ontslipte. 
  1. verbogen vorm van ontslipt, voltooid deelwoord van ontslippen