Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·slaat

Werkwoord

vervoeging van
ontslaan

ontslaat

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontslaan
    • Jij ontslaat. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontslaan
    • Hij ontslaat. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontslaan
    • Ontslaat!