• ont·plooi·de

ontplooide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ontplooid
vervoeging van
ontplooien

ontplooide

  1. enkelvoud verleden tijd van ontplooien
    • Ik ontplooide. 
    • Jij ontplooide. 
    • Hij, zij, het ontplooide. 
  2. verbogen vorm van ontplooid, voltooid deelwoord van ontplooien