ontplantten
- Geluid: ontplantten (hulp, bestand)
- ont·plant·ten
vervoeging van |
---|
ontplanten |
ontplantten
- meervoud verleden tijd van ontplanten
- Wij ontplantten.
- Jullie ontplantten.
- Zij ontplantten.
- Wij ontplantten.
- Het woord ontplantten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.