Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·pak

Werkwoord

vervoeging van
ontpakken

ontpak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontpakken
    • Ik ontpak. 
  2. gebiedende wijs van ontpakken
    • Ontpak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontpakken
    • Ontpak je? 

Gangbaarheid