ontlook
- ont·look
vervoeging van |
---|
ontluiken |
ontlook
- enkelvoud verleden tijd van ontluiken
- Ik ontlook.
- Jij ontlook.
- Hij, zij, het ontlook.
- Ik ontlook.
- Het woord ontlook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontlook" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be